Categorie archief: piano en keyboard

Metronoom blijkt geen perpetuum mobile

Vorige week heb ik een metronoom gekocht. Een analoge, akoestische metronoom. “Tik Tak” doet ie. Kosten 40 euro en dan heb je de goedkope versie. De metronoomverkoper zei dat ie geen batterijen nodig heeft en dat je ‘m niet op hoeft te winden. Hij wist niet wat een perpetuum mobile is. Toen ik hem vroeg waar de energie vandaan komt, zei hij dat die aangevoerd wordt door de pendulebeweging. De draaiknop aan de zijkant zou zijn om de tikker meer naar voren of naar achteren te draaien, wat je natuurlijk doet om een reden die me even ontschoten is. Er zit een sticker op de doos met “no batteries needed” en in de winkel kon ik zo snel niet in de gebruiksaanwijzing vinden dat je ‘m op moet winden. De verkoper meende dat ik intelligent ben omdat ik mij dingen afvraag en liet mij enigszins gedesinteresseerd alleen met de metronoom.

Rond mijn vijfde heb ik mij maandenlang verdiept in het uitvinden van een perpetuum mobile. Meestal vond ik er één uit op zaterdagochtend. Mijn vader was dan vrij en hij is vrij technisch aangelegd. Ik maakte dan een schets en maakte mijn vader wakker om mijn uitvinding aan hem voor te leggen. Gelukkig is mijn vader een erg lieve en geduldige man. Hij zegt wel dat je leven ophoudt zodra je kinderen krijgt. Ik ben hem dan ook enorm dankbaar dat hij zijn leven beëindigd heeft. Voor mijn zus en voor mij.

Voor een perpetuum mobile had ik wel 40 euro voor over.  Bleek zelfs al eeuwen te bestaan, al voor de uitvinding van elektriciteit, wist de verkoper nog te melden. Groot was mijn teleurstelling toen de metronoom er bij thuisgebruik na een minuut mee ophield. Zo is een perpetuum mobile op aarde tot op de dag van vandaag onmogelijk gebleken. Gelukkig bleek de draaiknop aan de zijkant wel degelijk geschikt om de metronoom op te winden dus het euvel was snel verholpen.

“Daar is vast een .app voor #tik #tak” schreef @gorillainthemix mij op Twitter. Dat is zeker waar, maar het maakt toch verschil of je een analoog akoestisch geluid hebt, of dat het via de geluidskaart van je computer over je boxen afgespeeld wordt. Het fijne van een gitaar is bovendien dat ie ieder moment van de dag speelklaar is. Als je vervolgens eerst je versterker, computer en applicatie op moet starten en het volume af moet stellen gaat de spontaniteit er al behoorlijk vanaf. Ondanks dat de metronoom geen perpetuum mobile blijkt ben ik dus toch tevreden met mijn aankoop.

Ik had al jaren een metronoom op mijn verlanglijstje staan en kreeg ooit een digitale metronoom voor mijn verjaardag. “EEEEE, EEEEE” doet ie, voor zover je het geluid van een wekker fonetisch kunt opschrijven. Nou is het met een wekker niet echt fijn funken. Met een klok evenmin. Maar toch ben ik dolenthousiast over de klok, of metronoom. Voorlopig speel ik nauwelijks zonder. Ik ga mijn hele repertoire door en speel alle liedjes langzaam en verzorgd. Vervolgens voer ik het tempo op.

Ik speel al zo’n 25 jaar gitaar en heb een jaar of 3 geleden weer les genomen, om mij in Flamenco te verdiepen en om mijn spel verzorgder te laten worden. De flamenco stukken die ik daar geleerd heb kan ik technisch perfect spelen. Mijn techniek is tegenwoordig vrij behoorlijk. Toch is er zoiets als vingergeheugen waardoor ik de stukken die ik al langer ken nog niet verzorgd genoeg speel. De metronoom is dit aan het oplossen. Ik heb dan ook besloten mij niet te beklagen bij de verkoper.

Optreden voor beginners: Do’s en Dont’s

DO’s:

• Goed repeteren, zo goed dat je alles volledig beheerst en geen moment van twijfel hebt gedurende een optreden.

• Zorg dat iedereen een setlist heeft en dat ieders partituren en teksten op die volgorde liggen.

• Doe een soundcheck, met alle instrumenten apart en samen. Kijk wat de mixer doet en overleg met hem waarom hij dat doet. Bij de soundcheck kan de zanger(es) op 80% van zijn/haar volume zingen. Niets is erger dan dat de zanger(es) bij een optreden wordt overstemd door de muzikanten.

• Mixen. Er zijn grofweg 2 manieren van mixen. Een open mix, waarbij ieder instrument op een ander volume afgesteld is, zodat je alle instrumenten goed kunt onderscheiden. Of een dichte mix, die “als een bak stront” over je uitgekieperd wordt. Dit is in rock gebruikelijk. Als richtlijn is het goed te zorgen dat drum en zang op elkaar afgestemd worden en dat de rest daaronder blijft qua volume.

• Ga met je gezicht naar het publiek staan of zitten. Dat klinkt als een inkopper, kop ‘m dan ook in. Een piano in een bar staat vaak de verkeerde kant op.

• Doe alsof je de beste muzikant van de wereld bent. Bluf alles bij elkaar. Speel 1 noot en maak er een gebaar bij alsof je een wonder verricht, een tovertruc uithaalt. Lach zoveel mogelijk. Als je doet alsof je goed bent, dan ben je ook goed.

• Luister naar je medemuzikanten en pas daar je spel op aan.

• Oefenen doe je meestal alleen, optreden met meerderen. Je hoeft als je samenspeelt minder te doen dan wanneer je alleen speelt. Blijf bij elkaar uit de buurt. Met eten heb je de beste gastronomische ervaring als al je smaakpapillen getart worden. Zo is het ook met muziek. Als een gitaar akkoorden speelt, lardeert de pianist er noten doorheen. Speelt een piano akkoorden, dan doet de gitarist een groove op 1 snaar, met 1 of twee noten. Een gitarist kan doorgaans weg blijven van zijn laagste drie snaren als hij met een bassist speelt etc. Dus beperk jezelf, speel minder en je krijgt meer. Dat geldt niet in de laatste plaats voor drummers, die eigenlijk continu het basisritme moeten spelen met hoogstens een roffel ter aankondiging van couplet, refrein en brug.

• Denk gezamenlijk na over hoe je eruit ziet en wat je aantrekt.

• Als er een lichtshow is zorg dan dat je een lichtplan hebt dat je afstemt met de lichtman/vrouw.

• Zorg dat er een bandleider is die aangeeft wanneer een nummer ingezet wordt en die iedereen in het gareel houdt.

• Als een nummer niet goed ingezet wordt, stop dan en begin opnieuw. Het is namelijk niet erg dat er fouten gemaakt worden. Integendeel, dat geeft aan dat het echt is en live. Als een heel nummer fout is, door een foute inzet, is dat wel een probleem. Het publiek zal zich afvragen of de band dat zelf dan niet doorheeft.

• Denk na over een spanningsboog. Hoe blijf je het publiek boeien? crescendo’s, tempowisselingen, verschillende maatsoorten, solo’s gedoseerd gebruiken, niewe instrumenten, verschillende bezettingen, publiekspartcipatie, outfits etc.

• Gaat er verder nog iets fout? prima. Spreek het uit tegen het publiek. Herstel het probleem en ga weer verder. In de danscene is het niet ongebruikelijk dat er voor het laatste uurtje plotseling kortsluiting ontstaat. Zogenaamd. Erg goed voor de spanning!

DONT’s

• Op een andere manier met je medemuzikanten communiceren dan elkaar dolenthousiast aankijken. Praat nooit met elkaar tijdens een optreden. Dat geeft aan dat je of slecht voorbereid bent, of met andere dingen bezig bent dan muziekmaken.

• Je favoriete nummer spelen, waar je heel hard op geoefend hebt, maar dat het niet haalt bij het origineel.

• Blues spelen met maar 1 schema, een heel optreden lang. Dat is namelijk saai. Als je een bluesband bent zorg dan dat je minstens 5 schema’s speelt gedurende een optreden.

• Je eigen nummers spelen terwijl die nog geen sterke vorm hebben. Muziek draait om herkenning. Publiek zal veel enthousiaster worden als jij een cover op je eigen manier speelt. Coverbands hebben in het clubcircuit veel meer succes dan bands met goede muzikanten en slechte nummers.

Meer toonladders

Je kent nu de majeur toonladders, de natuurlijke mineurladders en de pentatonische varianten daarvan. Door een octaaf op verschillende manieren in te vullen met noten zijn er meerdere varianten mogelijk. Je kunt verschillende toonladders spelen over dezelfde akkoorden. De bekendste die nog niet besproken zijn, zijn de harmonische- en melodische mineurladders en de kerktoonladders.

Bij een natuurlijke mineurladder mis je de terts van de dominant (zo mis je de Gis bij het E akkoord als je in de toonladder van A mineur speelt). Die terts is een erg belangrijke noot want het is een leidtoon die leidt naar de tonica (de grondtoon). De G# van het E-akkoord vraagt om de A. Daarom werden de harmonische en de melodisch mineurladders bedacht.

We jatten wat figuren van Wikipedia en gaan uit van E natuurlijk mineur (let erop dat het kruis bij de F ook geldt voor de F een octaaf lager. De 2e noot die je speelt is dus een Fis):

Music ClefG+1.svgMusic 4e1.svgMusic 4f1.svgMusic 4g1.svgMusic 4a1.svgMusic 4b1.svgMusic 4c2.svgMusic 4d2.svgMusic 4e2.svgMusic End.svg

E harmonisch mineur:

Music ClefG+1.svgMusic 4e1.svgMusic 4f1.svgMusic 4g1.svgMusic 4a1.svgMusic 4b1.svgMusic 4c2.svgMusic 4d2+.svgMusic 4e2.svgMusic End.svg

E melodisch mineur, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen stijgend en dalend (let weer op de kruizen en herstellingstekens):

Music ClefG+1.svgMusic 4e1.svgMusic 4f1.svgMusic 4g1.svgMusic 4a1.svgMusic 4b1.svgMusic 4c2+.svgMusic 4d2+.svgMusic 4e2.svgMusic 4d2n.svgMusic 4c2n.svgMusic 4b1.svgMusic 4a1.svgMusic 4g1.svgMusic 4f1.svgMusic 4e1.svgMusic End.svg

Voel je vrij om de stijgende ladder ook dalend te gebruiken en vice versa.

Tot slot de kerktoonladders. Je kunt alle onderstaande ladders spelen op de witte toetsen van de piano. Als je een andere toonsoort wilt moet je uiteraard transponeren en wel zwarte toetsen gebruiken:

Ionisch C-D-E-F-G-A-B-C

Dorisch D-E-F-G-A-B-C

Frygisch E-F-G-A-B-C-D-E

Lydisch F-G-A-B-C-D-E-F

Mixolydisch G-A-B-C-D-E-F-G

Aeolisch A-B-C-D-E-F-G-A

Locrisch B-C-D-E-F-G-A-B

De ionische en aeolische ladder ken je als als de toonladder van C en die van A natuurlijk mineur. De mixolydische ladder wordt wel gebruikt ter vervanging van de pentatonische bluesladder. De frygische ladder hoor je veel in flamenco. Verder hoor je de dorische ladder veel en kun je de locrische ladder vergeten.

Een korte post voor iets dat je jarenlang zult moeten studeren als je het goed wilt beheersen. Toonladders zijn goed om vrij te kunnen soleren, om je gehoor te ontwikkelen en om je instrument te verkennen. Speel ze daarom in alle mogelijke toonsoorten en posities.

Transponeren en gebruik van capo

Welke toon je exact hoort of speelt is niet erg interessant. Een losstaande C betekent net zoveel als welke andere losstaande noot dan ook. Het gaat erom welke noten er tegelijkertijd gespeeld worden in het geval van harmonie en welke ervoor en erna gespeeld worden in het geval van melodie.

Je kunt dezelfde melodie op een willekeurige andere hoogte spelen of zingen zonder dat er iets verandert aan de betekenis ervan, dat is transponeren.

Transponeren wordt in de eerste plaats gedaan ten behoeve van de zang. De zang is doorgaans het meest gelimiteerde instrument door het bereik van de zanger(es). Ook gebeurt het vaak voor een blazerssectie, omdat die de voorkeur heeft voor de toonsoorten Bes en Es.

Snaarinstrumenten (niet de piano) lenen zich het beste voor transponeren omdat je exact dezelfde figuren kunt spelen, op een andere plaats. Transponeren met de piano is een behoorlijke klus.

Voor de gitaar is er, zoals ik al eerder schreef, de capo. Met een capo kun je de hals afklemmen. Zo kun je met de basisakkoorden alle mogelijke liedjes spelen en zijn akkoorden als F en C# geen probleem meer. Handig als je zingt en je wilt de gitaar uitsluitend gebruiken om jezelf te begeleiden.

Een gitaar is gestemd in C, alle open snaren zijn noten uit de toonladder C. Stukken in C, G, A mineur en E mineur zijn bij uitstek geschikt voor gitaar. Staat een stuk in C of in G mineur, dan kun je het vaak makkelijker spelen met de capo op de 3e fret. Zo krijg je dezelfde figuren als met A mineur en E mineur, enzovoort.

Gebroken akkoorden

Tijdens een solo ben je natuurlijk helemaal vrij om te doen en laten wat er in je op komt. Een solo kan bestaan uit één noot, waar je wat ritmische motiefjes mee speelt. Als je wat meer indruk wilt maken kan dat met toonladders en gebroken akkoorden.

Een gebroken akkoord bestaat simpelweg uit alle noten van het akkoord, van laag naar hoog gespeeld en weer terug. Op een piano is dat eenvoudig, je pakt het akkoord en speelt de noten één voor één. Dat kun je een octaaf hoger weer doen, enzovoorts. Met een gitaar kan dat ook, dat is tokkelen. Tokkelen is echter geen soleren, het is een ritmisch motiefje dat je speelt met de akkoorden. Door de akkoordliggingen van een gitaar mis je een heleboel noten van het gebroken akkoord.

Neem bijvoorbeeld het standaard D-akkoord, dat bestaat uit D-A-D-F#. Je mist dan een F# na de eerste D. Ter illustratie een gebroken akkoord van C in de 3e positie. Gebroken akkoorden kun je, net als toonladders, doorgaans in vijf posities spelen op de gitaar:

Zo kun je hetzelfde met vierklanken doen. Zie hier een voorbeeld van Cmaj7 in de 3e positie:

De vingerzettingen heb ik erbij gezet. Met vingerzettingen is het belangrijk dat je anticipeert op de noten die gaan komen. Daarom pak je de B op de G-snaar met wijsvinger en niet met je ringvinger.

Voor vijfklanken geldt hetzelfde. Een vijfklank is eigenlijk al een (pentatonische) toonladder. Vijfklanken komen echter vrijwel uitsluitend voor in jazz. Het systeem van gebroken akkoorden werd gebruikt in de bebop jazz, bijvoorbeeld door Charlie Parker. Je kunt je voorstellen dat het hard werken is als je bij ieder akkoord een nieuwe toonladder moet spelen. Zeker aangezien er soms iedere tel een nieuw akkoord gespeeld wordt. Dit ging ten koste van de expressie en daarom kwamen er eind jaren ’50 nieuwe systemen, waarover later meer.

Veel gitaristen blijven hangen in die ene mineur pentatonische bluesladder. Zelfs beroemdheden als Keith Richards. Als je ook de majeur pentatonische ladder kunt beheerst kun je al bovengemiddeld melodieus spelen. Met gebroken akkoorden ben je dus vrijwel iedereen de baas. Loop ze omhoog en omlaag en zodra een begeleidingsakkoord wisselt, wissel je van gebroken akkoord. Je hoeft ze dus niet af te maken.

De twee meest legendarische soli in de popmuziek zijn waarschijnlijk “Sultans of Swing” van de Dire Straits en “Hotel California” van The Eagles. Omdat ze zo melodieus zijn blijven ze goed hangen en ze zijn zo melodieus omdat ze bestaan uit gebroken akkoorden:

Sultans Of Swing (de hoofdband en het mouwloze shirtje mogen natuurlijk niet onderschat worden):

Hotel California:

Dit vind ik toch stiekem ook een goed liedje, met een melodieuze gitaarpartij:

Improviseren op piano

Een standaard blues op piano is wat moeilijker dan op gitaar. Op piano zijn akkoorden en toonladders een beter uitgangspunt om te beginnen. Bij een gitaar kun je bij het soleren horizontaal denken in de tijd. Dat kan met piano ook, met je rechterhand, maar dan heb je je linkerhand nog over om akkoorden mee te maken. Pianisten moeten dan ook meer verticaal denken, in akkoorden en ritmes.

Akkoorden kunnen in wijde, nauwe of gemengde liggingen gespeeld worden. Meer daarover in bijvoorbeeld dit boek. C – E – G, kan ook gespeeld worden als E – G – C of als G – C – E, dat noem je omkeringen. Niet alle noten van een akkoord zijn even belangrijk. Als je met je rechterhand de toonladder op en afloopt volstaat het vaak met je linkerhand maar 2 noten aan te slaan, het gaat meer om de basklank die je daarmee teweeg brengt (als je met een bassist speelt moet je overigens juist weer bij zijn lage tonen wegblijven).

Bovenstaand filmpje van Horace Silver staat in de toonladder van F mineur. Horace Silver is een typische hardbop pianist, dat is jazz waarin nog veel invloeden van de blues zitten.

De akkoorden:

Fmin = F – A♭- C

E♭= E♭- G – B♭

D♭= D♭-F – A♭

C = C – E – G

Het schema gaat als volgt:

|Fmin|Fmin|E♭|E♭|D♭|C| Fmin

En het B-stukje:

|E♭|E♭|Fmin|Fmin|E♭D♭|C| Fmin

Die akkoorden, of een deel ervan, speel je met je linkerhand. Met je rechterhand speel je de melodie, of improviseer je met de bluesladder van F. Als je, terwijl je rechterhand improviseert, een noot tegenkomt uit het akkoord dat je 1 of 2 octaven lager speelt met je linkerhand, zul je merken dat die extra harmonieus klinkt. Misschien moet je ‘m nog een paar keer spelen dan…

F – A♭-B♭- B – C – E♭- F

Voor pianisten is het erg belangrijk je goed in de trappen te verdiepen. Vaak wordt eerst het ene deel van het akkoord gespeeld en wordt dat in de tweede helft van een maat opgelost in het andere (zie ook wat ik schreef over 2-5-1)

Een goed voorbeeld van een pianist die minder bezig is met melodie en meer met harmonie en ritme vind ik Michel Camillo. Met zijn handen die letterlijk stuiteren op de toetsen gebruikt hij de piano vaak als een percussie-instrument. Hij is misschien wel de beste pianist van het moment. Laat je daardoor niet afschrikken, hij is ook ooit begonnen met boer er ligt een kip in het water.

De essentie van onze muziek: trappen

C C D E F G A B C

Wat nu volgt is ongeveer de essentie van het westerse muzieksysteem. De akkoorden van een toonladder en hun functie. Akkoorden bestaan uit opstapelingen van tertsen. Alle onderstaande akkoorden speel je op de witte toetsen van de piano, kijk maar hier. Als je van bovenstaande toonladder van C steeds alle tertsen stapelt zijn dit alle mogelijke combinaties van drieklanken:

Drieklank          akkoord

CEG                 C

DFA                 Dmin

EGB                 Emin

FAC                 F

GBD                 G

ACE                 Amin

BDF                 B° (= B verminderd)

Diabolus in musica

B heet verminderd naar de verminderde kwint B-F. Het interval B – E# klinkt -en is- exact hetzelfde, maar je noemt het een overmatige kwart. Dat interval werd vooral vroeger wel de diabolus in musica genoemd, omdat het de meest dissonante klank is in de toonladder van C. In de middeleeuwen was hij zelfs verboden. Voor een hedendaags geoefend oor kan hij juist de noodzakelijke spanning mooi opwekken. Dat geldt zeker niet alleen voor heavy metal en voor soundtracks, zoals in de Wikipedia gesuggereerd wordt, maar ook voor bijvoorbeeld jazz en zelfs voor sommige pop.

Als je van bovenstaande ladder alle tertsen stapelt tot vierklanken zijn dit alle mogelijke combinaties:

Vierklank          akkoord

CEGB               Cmaj7

DFAC               Dmin7

EGBD              Emin7

FACE               Fmaj7

GBDF               G7

ACEG              Amin7

BDFA               Bm7♭5 (= B mineur zeven mol vijf)

(m=mineur)

Zo kom je voor een majeur toonladder met drieklanken tot de volgende trappen:

I – majeur

II – mineur

III – mineur

IV – majeur

V – majeur

VI – mineur

VII – verminderd

En met vierklanken tot de volgende:

I – Cmaj7

II – Dmin7

III – Emin7

IV – Fmaj7

V – G7

VI – Amin7

VII – Bm7♭5 (= B mineur zeven mol vijf)

Al deze akkoorden voor gitaar en piano komen overeen met de bovenstaande.

De trappen hebben allen hun functie in termen van spanning, ontspanning en oplossing:

I           Tonica

II          Sub-dominant

III          Vervanging van tonica of dominant

IV         Sub-dominant

V          Dominant

VI         Vervanging van sub-dominant of tonica

VII        Vervanging van dominant

Hier kun je meer lezen over die functies:

In de praktijk komt het er op neer dat er vaak vaste cadensen gebruikt worden. Ik zeg nooit: “Zoveel mensen, zoveel cadensen”, maar voel je vooral vrij om alle mogelijke akkoorden op alle manieren aan elkaar te rijgen.

De dominant vraagt (door de eerder besproken boventonen) om de tonica en de sub-dominant vraagt om de dominant. Ze verhouden zich dan ook hetzelfde tot elkaar (4 trappen), dit zie je als je na trap VII weer met trap I begint.

In de praktijk is dit dan ook veelgehoord: Em – Am – D7 – G7 – C, wat jazzmuzikanten twee-vijf-eentjes zullen noemen. Als je die, zowel majeur als mineur binnenstebuiten en ondersteboven kunt keren zul je jazz kunnen spelen.

Monty Alexander kan dat bijvoorbeeld erg goed.

Gary Moore doet het wat gladder. In de baslijn kun je de 2-5-1 combinaties goed horen.

Je hoort ze ook veel in deze cover van Diana Ross.

Als je ze eenmaal kunt herkennen zul je merken dat er eigenlijk geen westerse muziekstukken bestaan zonder die verbindingen. Over harmonieleer valt erg veel te schrijven , maar je moet het zeker ook horen. Probeer daarom de akkoorden van stukken te analyseren en na te spelen.

Toonladders

De meeste muziekstukken staan in één toonladder (soms wordt er even gewisseld naar een andere, dat wisselen noem je moduleren, een wissel een modulatie). Het mooie daarvan is dat je bij het soleren op vaste motieven terug kunt vallen die altijd goed klinken.
Speel bijvoorbeeld eens de toonladder van A over ‘Here Comes The Sun’, dat overigens halverwege overgaat in een driekwartsmaat tijdens ‘Sun, Sun, Here we come’. Begin op de rode grondtoon, loop de ladder helemaal omhoog en weer terug naar beneden. (d=duim, w=wijsvinger, m=middelvinger, r=ringvinger, p=pink)

Begin bij de gitaar met je pink op de laagste rode grondtoon, loop de ladder helemaal omhoog en helemaal naar beneden, naar de laagste noot (= in dit geval een F#) en loop weer terug naar de rode grondtoon. Je vingers blijven steeds bij dezelfde fret, je moet alleen één keer een zogenaamde stretch met je pink maken op de 3e snaar, zoals je kunt zien:

Doe dat nu eens over deze muziek heen:

Alle standaard majeur en mineur toonladders zien er als volgt uit:

Je kunt natuurlijk voor alle toonladders diagrammen maken voor piano en gitaar, zoals ik bovenin heb gedaan. Dat kan een goede methode zijn om ze te leren. Ook kun je stickers plakken op je gitaar of piano, waarbij je in ieder positie een toonladder aangeeft die bij een favoriet muziekstuk van jou hoort. Een paar voorbeelden:

Borderline in D

Don’t let the sun in C

Dream on in Fmin

Stayin alive in F#min

Bird of paradise in Dmin

I say a little prayer in F#min

Hotel california Bmin

Long and winding road in E♭

While my guitar gently weeps in Amin

Hello goodbye in B

Thrill is gone in Bmin:

‘The thrill is gone’ is een mineur Blues. Een bluesladder wordt ook wel een pentatonische toonladder genoemd. Dat betekent dat de ladders uit vijf tonen bestaan. Dat zijn er 2 minder dan die hierboven. Daardoor zijn ze eenvoudiger te leren. Over bluesschema’s en -toonladders snel meer.

Hartstilstand en muzieknotatie

Je zult je afvragen wat het verband is tussen een hartstilstand en muzieknotatie. Dat verband is niet erg groot, maar je moet toch wat sensationeels maken van misschien wel het saaiste topic van dit blog. Het meeste hartfalen tijdens concerten schijnt voor te komen tijdens een rust in de muziek. Dat is niet tussen twee stukken in, maar ergens midden in een muziekstuk. Althans, dat vertelde de hoogleraar vormleer bij muziekwetenschappen. Hoe je de lengte van noten en rusten noteert zie je hier:

Als je een vierkwartsmaat hebt duurt een hele noot 4 tellen en een kwart noot 1 tel. Per vlaggetje erbij halveert de duur van een noot zoals je kunt zien. De 4 tellen van een vierkwartsmaat worden dus helemaal opgevuld met notatie. Soms zullen de vlaggetjes naar boven staan, soms naar beneden, afhankelijk van hoe hoog ze op de notenbalk staan en welke noten ervoor en erna komen. Terzijde, meestal verandert een akkoord op de eerste tel van de maat.

Aan het begin van de notenbalk, na de sleutel, zie je meestal een breuk staan, twee cijfers boven elkaar. Meest gangbaar zijn 4/4 (de vierkwartsmaat) met op grote achterstand een 6/8 maat en daarna de driekwartsmaat (3/4), die de achterstand nooit meer goed zal maken. Om nog maar te zwijgen van maatsoorten als 5/4 en 7/8. Maatsoorten zal ik later verder bespreken.

Onderstaand voorbeeld heb ik gemaakt om aan te geven dat de piano eigenlijk een product is van de muziektheorie. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de gitaar en vrijwel alle andere instrumenten, die doorgaans dan ook ouder zijn dan de piano. Dan de gangbare notenbalken. Dat zijn:

– de F-sleutel voor de linkerhand van de piano en voor bas(gitaar)

– de G-sleutel voor de rechterhand van de piano en vrijwel alle gangbare instrumenten (met uitzondering van blazers):

We weten natuurlijk dat op de lijnen van de notenbalken de noten genoteerd worden. Voor noten die daarboven of daaronder vallen worden kleine hulplijnen genoteerd. Of bij andere instrumenten dan deze worden er soms andere sleutels gehanteerd die, net zoals je hierboven ziet, een ander bereik/register weergeven.

Zoals je ziet staan er geen lijntjes bij de zwarte toetsen. Daar zijn kruizen en mollen voor uitgevonden. Er wordt dan voor de noot op de balk een # of een♭ genoteerd voor respectievelijk een halve noot hoger of lager, daar schreef ik hier al iets over. Vervolgens blijf je dat doen voor alle noten op die lijn van de notenbalk tot een herstellingsteken volgt

Herstellingsteken:

Vaak staan de kruizen of mollen aan het begin van een muziekstuk. Dat geeft aan in welke toonladder het muziekstuk staat. De toonladder van C is de enige toonladder die geen kruizen of mollen heeft. Niet geheel toevallig bestaat die uit de witte toetsen van de piano. Toonladders zijn erg belangrijk in de muziek, daarover snel meer.

Noten lezen of niet?

Ga je beter spelen als je noten kunt lezen? Zeker niet. Zul je meer repertoire kunnen spelen als je noten kunt lezen? Ja, veel meer. Direct van blad? Ja, maar dat vergt veel training, mede afhankelijk van welk instrument je speelt. Kun je hetzelfde stuk na één keer “van blad” direct zonder bladmuziek spelen? Meestal niet, om iets uit je hoofd te kunnen spelen zul je het vrijwel net zo lang moeten studeren als wanneer je dat doet zonder bladmuziek. Ik zet per instrument wat voors en tegens op een rij en zal notatie inhoudelijk verder bespreken in de volgende post.

Zang

Zingen van schrift is eigenlijk solfège. Solfège is het kunnen horen en zingen van intervallen, de afstand tussen 2 noten. Dat is een vak apart waar ik later verder over zal uitweiden. Solfège kan met alle instrumenten erg goed van pas komen bij het naspelen van muziek. Als je al muziek op gehoor naspeelt ben je er, al dan niet bewust, al mee bezig.

Piano

Zoals ik eerder schreef is de piano uitgevonden toen de muziektheorie volledig ontwikkeld was tot wat het nu is. Een piano komt daarom vrijwel exact overeen met de notatie. Voor pianisten valt noten leren lezen zeker aan te bevelen. Hoewel het niet mee zal vallen om zowel linker- als rechterhand als noten lezen snel onder controle te krijgen. Daarom is het goed om noten lezen te combineren met improvisatie, dan blijft het leuk. Met improvisatie is natuurlijk alles geoorloofd, fouten maken ook.

Gitaar

Als je een gitarist het standaard notenschrift voorlegt kunnen er problemen ontstaan. Er is bijvoorbeeld maar 1 manier om de E van de hoge E-snaar te noteren, terwijl die noot op een gitaar ook op de vier lager liggende snaren te produceren is, probeer maar.

Klassieke gitaristen maken daarom vaak notities in hun bladmuziek. Ze noteren posities (plek van je hand op de hals) en vingerzettingen (1=wijsvinger, 2=middel, 3=ring, 4=pink).

Daarnaast is er voor de gitaar een alternatief schrift ontwikkeld dat niet compleet is en daarom door professionals niet gebruikt wordt. Maar het is erg toegankelijk en handig als je een liedje kent en op zoek bent naar de vingerzettingen ervan. Dat schrift heet tablatures, of tabs, en ziet er  als volgt uit voor bijvoorbeeld een E akkoord:

E———–
B———–
G—-1—–
D—-2—–
A—-2—–
E———–

De cijfers symboliseren welke frets je moet indrukken met je linkerhand. Meestal wordt de tijdsduur van akkoorden of noten niet aangegeven met tabs, daarom is het dus handig de muziek te kennen.

Groot voordeel van tabs is dat ze niet onder het auteursrecht lijken te vallen. Op internet zijn de tabs van vrijwel alle nummers te vinden, google daarvoor simpelweg naam van het nummer + tabs. Meestal moet je wel wat ringtone advertenties wegklikken en soms zijn ze nep.

Als je niet van plan bent noten te leren lezen, zorg dan in ieder geval dat je op den duur de noten van de eerste vijf posities van alle snaren kunt benoemen en de rest vlot daarvan kunt afleiden.

Drums

Voor drums bestaat ook notenschrift, maar dat wordt vrijwel alleen gebruikt in de klassieke muziek.

Blazers

Muziek voor blazers staat vaak in een andere sleutel genoteerd. Het vergt wat inzicht in notatie om samen met een ander soort instrument van dezelfde bladmuziek te spelen. Meestal worden die partijen dan ook apart genoteerd.

Groot probleem van bladmuziek is dat er vaak auteursrecht op rust en dat de prijzen daar blijk van geven. Op internet is het nauwelijks te vinden. Bladmuziek wordt dan ook vaak gekopieerd. Zelf wilde ik altijd graag het Real Book hebben, omdat vrijwel alle jazz standards erin staan, maar het was destijds voor mij onbetaalbaar. Er zijn meerdere versies. Ze lijken tegenwoordig stukken goedkoper te zijn.

Conclusie, van blad leren spelen valt aan te raden, maar is zeker niet noodzakelijk. Het is wel belangrijk om alle mogelijke noten op je instrument te kunnen benoemen. Wel zo handig als je met mensen samen wilt spelen.