Categorie archief: gitaar en basgitaar

Metronoom blijkt geen perpetuum mobile

Vorige week heb ik een metronoom gekocht. Een analoge, akoestische metronoom. “Tik Tak” doet ie. Kosten 40 euro en dan heb je de goedkope versie. De metronoomverkoper zei dat ie geen batterijen nodig heeft en dat je ‘m niet op hoeft te winden. Hij wist niet wat een perpetuum mobile is. Toen ik hem vroeg waar de energie vandaan komt, zei hij dat die aangevoerd wordt door de pendulebeweging. De draaiknop aan de zijkant zou zijn om de tikker meer naar voren of naar achteren te draaien, wat je natuurlijk doet om een reden die me even ontschoten is. Er zit een sticker op de doos met “no batteries needed” en in de winkel kon ik zo snel niet in de gebruiksaanwijzing vinden dat je ‘m op moet winden. De verkoper meende dat ik intelligent ben omdat ik mij dingen afvraag en liet mij enigszins gedesinteresseerd alleen met de metronoom.

Rond mijn vijfde heb ik mij maandenlang verdiept in het uitvinden van een perpetuum mobile. Meestal vond ik er één uit op zaterdagochtend. Mijn vader was dan vrij en hij is vrij technisch aangelegd. Ik maakte dan een schets en maakte mijn vader wakker om mijn uitvinding aan hem voor te leggen. Gelukkig is mijn vader een erg lieve en geduldige man. Hij zegt wel dat je leven ophoudt zodra je kinderen krijgt. Ik ben hem dan ook enorm dankbaar dat hij zijn leven beëindigd heeft. Voor mijn zus en voor mij.

Voor een perpetuum mobile had ik wel 40 euro voor over.  Bleek zelfs al eeuwen te bestaan, al voor de uitvinding van elektriciteit, wist de verkoper nog te melden. Groot was mijn teleurstelling toen de metronoom er bij thuisgebruik na een minuut mee ophield. Zo is een perpetuum mobile op aarde tot op de dag van vandaag onmogelijk gebleken. Gelukkig bleek de draaiknop aan de zijkant wel degelijk geschikt om de metronoom op te winden dus het euvel was snel verholpen.

“Daar is vast een .app voor #tik #tak” schreef @gorillainthemix mij op Twitter. Dat is zeker waar, maar het maakt toch verschil of je een analoog akoestisch geluid hebt, of dat het via de geluidskaart van je computer over je boxen afgespeeld wordt. Het fijne van een gitaar is bovendien dat ie ieder moment van de dag speelklaar is. Als je vervolgens eerst je versterker, computer en applicatie op moet starten en het volume af moet stellen gaat de spontaniteit er al behoorlijk vanaf. Ondanks dat de metronoom geen perpetuum mobile blijkt ben ik dus toch tevreden met mijn aankoop.

Ik had al jaren een metronoom op mijn verlanglijstje staan en kreeg ooit een digitale metronoom voor mijn verjaardag. “EEEEE, EEEEE” doet ie, voor zover je het geluid van een wekker fonetisch kunt opschrijven. Nou is het met een wekker niet echt fijn funken. Met een klok evenmin. Maar toch ben ik dolenthousiast over de klok, of metronoom. Voorlopig speel ik nauwelijks zonder. Ik ga mijn hele repertoire door en speel alle liedjes langzaam en verzorgd. Vervolgens voer ik het tempo op.

Ik speel al zo’n 25 jaar gitaar en heb een jaar of 3 geleden weer les genomen, om mij in Flamenco te verdiepen en om mijn spel verzorgder te laten worden. De flamenco stukken die ik daar geleerd heb kan ik technisch perfect spelen. Mijn techniek is tegenwoordig vrij behoorlijk. Toch is er zoiets als vingergeheugen waardoor ik de stukken die ik al langer ken nog niet verzorgd genoeg speel. De metronoom is dit aan het oplossen. Ik heb dan ook besloten mij niet te beklagen bij de verkoper.

Liedje voor valentijnsdag

Er wordt vaak gezegd dat je een goed liedje moet kunnen spelen met uitsluitend een akoestische gitaar. Daar ben ik het wel mee eens. Een voorbeeld van een liedje dat op akoestische gitaar goed stand houdt is “I Want You”:

Voor valentijsdag kun je “I Want You” mooi instuderen met de akkoorden die ik hier beschreven heb. Bij bovenstaande liveversie ontbreekt helaas het lieflijke intro in A majeur, dat wel in het akkoorden- en tekstschema staat.

Het F#m akkoord speel je zo:

E: —2——–|
B: —2——–|
G: —2——–|
D: —4——–|
A: —4——–|
E: —2——–|

Als barré-akkoorden nog te zwaar zijn speel dan alleen de 3 lage snaren (in dit geval).

Als je niet kunt zingen is dat geen enkel probleem, dat kan Elvis Costello ook niet. Speel af en toe met flinke accenten, of je nu met akoestische of elektrische gitaar speelt, dat doet Elvis Costello ook. Daarvan gaat het lekker ruig klinken.

Liedvorm

Wonderwall is een voorbeeld van een popliedje met een duidelijke liedvorm. De akkoorden zijn hier goed beschreven en ideaal voor beginners (als je met de plaat mee wilt spelen zet dan een capo op de 2e fret). De opbouw is als volgt:

Couplet

Couplet

Brug

Refrein

Couplet

Brug

Refrein

Refrein

Refrein

Dat wordt ook wel als volgt aangeduid: AABCABCCC

Ieder lieddeel bestaat vaak weer uit een vraag en een antwoord. Of een basismelodie met een open einde en een variatie daarop met een gesloten einde. Zo wordt het B-stukje van het eerste couplet ingezet bij “I don’t believe that anybody”.

Er zijn tientallen variaties. In popmuziek is een brug zeker niet altijd aanwezig. Vrij standaard is dat eerst twee keer het couplet gespeeld wordt. Daarmee wordt het publiek vaak op het verkeerde been gezet. Als het alleen het refrein kan meezingen, doet het dat vaak al na het eerste couplet.

Merk op dat de persoonsvorm verandert bij de brug. De eerste keer van “I” naar “we”, de tweede keer naar “you”. Het is mooi als de muzikale brug ook een tekstuele brug is.

Daar zijn natuurlijk talloze variaties voor te bedenken. Dat wil ik overlaten aan iemand die blogt over teksten schrijven, maar als voorbeeld een liefdesliedje:

– In het refrein bezing je je liefde voor iemand die je mist.

– In de coupletten beschrijf je alle dingen die jullie samen hebben meegemaakt.

– In de brug beschrijf je alle mooie dingen die jullie nog mee zouden kunnen maken.

Of je houdt de brug instrumentaal, zoals Paul Weller doet, de inspirator van Oasis:

Optreden voor beginners: Do’s en Dont’s

DO’s:

• Goed repeteren, zo goed dat je alles volledig beheerst en geen moment van twijfel hebt gedurende een optreden.

• Zorg dat iedereen een setlist heeft en dat ieders partituren en teksten op die volgorde liggen.

• Doe een soundcheck, met alle instrumenten apart en samen. Kijk wat de mixer doet en overleg met hem waarom hij dat doet. Bij de soundcheck kan de zanger(es) op 80% van zijn/haar volume zingen. Niets is erger dan dat de zanger(es) bij een optreden wordt overstemd door de muzikanten.

• Mixen. Er zijn grofweg 2 manieren van mixen. Een open mix, waarbij ieder instrument op een ander volume afgesteld is, zodat je alle instrumenten goed kunt onderscheiden. Of een dichte mix, die “als een bak stront” over je uitgekieperd wordt. Dit is in rock gebruikelijk. Als richtlijn is het goed te zorgen dat drum en zang op elkaar afgestemd worden en dat de rest daaronder blijft qua volume.

• Ga met je gezicht naar het publiek staan of zitten. Dat klinkt als een inkopper, kop ‘m dan ook in. Een piano in een bar staat vaak de verkeerde kant op.

• Doe alsof je de beste muzikant van de wereld bent. Bluf alles bij elkaar. Speel 1 noot en maak er een gebaar bij alsof je een wonder verricht, een tovertruc uithaalt. Lach zoveel mogelijk. Als je doet alsof je goed bent, dan ben je ook goed.

• Luister naar je medemuzikanten en pas daar je spel op aan.

• Oefenen doe je meestal alleen, optreden met meerderen. Je hoeft als je samenspeelt minder te doen dan wanneer je alleen speelt. Blijf bij elkaar uit de buurt. Met eten heb je de beste gastronomische ervaring als al je smaakpapillen getart worden. Zo is het ook met muziek. Als een gitaar akkoorden speelt, lardeert de pianist er noten doorheen. Speelt een piano akkoorden, dan doet de gitarist een groove op 1 snaar, met 1 of twee noten. Een gitarist kan doorgaans weg blijven van zijn laagste drie snaren als hij met een bassist speelt etc. Dus beperk jezelf, speel minder en je krijgt meer. Dat geldt niet in de laatste plaats voor drummers, die eigenlijk continu het basisritme moeten spelen met hoogstens een roffel ter aankondiging van couplet, refrein en brug.

• Denk gezamenlijk na over hoe je eruit ziet en wat je aantrekt.

• Als er een lichtshow is zorg dan dat je een lichtplan hebt dat je afstemt met de lichtman/vrouw.

• Zorg dat er een bandleider is die aangeeft wanneer een nummer ingezet wordt en die iedereen in het gareel houdt.

• Als een nummer niet goed ingezet wordt, stop dan en begin opnieuw. Het is namelijk niet erg dat er fouten gemaakt worden. Integendeel, dat geeft aan dat het echt is en live. Als een heel nummer fout is, door een foute inzet, is dat wel een probleem. Het publiek zal zich afvragen of de band dat zelf dan niet doorheeft.

• Denk na over een spanningsboog. Hoe blijf je het publiek boeien? crescendo’s, tempowisselingen, verschillende maatsoorten, solo’s gedoseerd gebruiken, niewe instrumenten, verschillende bezettingen, publiekspartcipatie, outfits etc.

• Gaat er verder nog iets fout? prima. Spreek het uit tegen het publiek. Herstel het probleem en ga weer verder. In de danscene is het niet ongebruikelijk dat er voor het laatste uurtje plotseling kortsluiting ontstaat. Zogenaamd. Erg goed voor de spanning!

DONT’s

• Op een andere manier met je medemuzikanten communiceren dan elkaar dolenthousiast aankijken. Praat nooit met elkaar tijdens een optreden. Dat geeft aan dat je of slecht voorbereid bent, of met andere dingen bezig bent dan muziekmaken.

• Je favoriete nummer spelen, waar je heel hard op geoefend hebt, maar dat het niet haalt bij het origineel.

• Blues spelen met maar 1 schema, een heel optreden lang. Dat is namelijk saai. Als je een bluesband bent zorg dan dat je minstens 5 schema’s speelt gedurende een optreden.

• Je eigen nummers spelen terwijl die nog geen sterke vorm hebben. Muziek draait om herkenning. Publiek zal veel enthousiaster worden als jij een cover op je eigen manier speelt. Coverbands hebben in het clubcircuit veel meer succes dan bands met goede muzikanten en slechte nummers.

Gitaar stemmen voor gevorderden

Door de eerder besproken gelijkzwevende stemming zijn er altijd wat problemen met stemmingen en moet je vaak compromissen vinden. Doordat een gefrette noot door de de hoogte van de fret net iets verder ingekort wordt dan een open snaar zal een gefrette noot vaak iets te hoog klinken, een open snaar wat lager.

Om daar het beste compromis voor te vinden is het handig je gitaar te stemmen met flageoletten. Dat zijn boventonen op de gitaar. Je dempt zachtjes een snaar vlak boven een bepaalde fret (zonder hem tot tegen de fret te duwen), en slaat ‘m aan. Dit kan exact boven de 5e, 7e en 12e fret. Daar ligt de boventonentheorie aan ten grondslag, die ik buiten beschouwing zal laten.

Speel een flageolet op de 5e fret van de lage E-snaar en speel er één op 7e fret van de A-snaar. Hoe langzamer de trilling, hoe zuiverder, uiteindelijk moet de trilling nihil zijn. Bij elektrische gitaren is erg goed een trilling te horen als ze niet zuiver op elkaar afgestemd zijn. Op de betere akoestische gitaren ook. Hoor je geen trilling? Gebruik dan de eenvoudige stemmethode die ik hier besproken heb.

Hetzelfde kun je een snaar hoger doen en nog een snaar hoger. De open B-snaar moet hetzelfde zijn als de flageolet op de 7e fret van je lage E-snaar. De open hoge E-snaar moet hetzelfde zijn als de flageolet op de 5e fret van je lage E-snaar. Nu is je gitaar zo zuiver mogelijk gestemd.

Door de liggingen van akkoorden en het al dan niet fretten van snaren kunnen er toch onzuiverheden ontstaan, afhankelijk van de toonsoort waar je in speelt. Daarom moet je je gitaar eigenlijk bij ieder stuk opnieuw stemmen, afgestemd op de toonsoort waar je in gaat spelen. Vaak los je het probleem op door de G- en/of B-snaar iets hoger of lager te stemmen. John Fogerty laat gewoon een nieuwe gitaar aanleveren voor ieder nummer, dat kan natuurlijk ook.

Alternatieve stemmingen

Stemmingen zijn vaak erg cultuurgebonden. Toetsen op een (primitieve) xylofoon duiden op een bepaalde stemming. Etnomusicologen schijnen ontdekt te hebben dat Afrika aan Australië vastgelegen moet hebben, doordat ze in beide werelddelen hetzelfde type xylofoon tegenkwamen uit een tijd ver voordat boten waren uitgevonden.

Met de gitaar worden ook veel verschillende stemmingen gehanteerd. Ik bespreek er twee. Jimi Hendrix en Stevie Ray Vaughan stemden hun gitaar een halve noot lager. Dat resulteert in Es, As, Des, Ges, Bes, Es. Zo zitten de snaren losser en kun je ze makkelijk opdrukken of buigen wat in blues continu gebeurt. Het is overigens wel gewoonte om dan dikkere snaren te gebruiken.

Een andere stemming heeft te maken met het spelen met bottleneck of vergelijkbare attributen. Dat is de open G stemming. Je stemt je gitaar dan in D, G, D, G, B, D. Door de E, de A en de andere E-snaar alle drie een hele noot lager te stemmen. Zo speel je met alle open snaren een G-akkoord dat meeschuift met je bottleneck.

Ook de Bonnie Raitt stemming is een goede. Meer daarover en over andere alternatieve stemmingen valt hier te lezen. Als je een alternatieve stemming kiest, zorg dan altijd dat je je snaren lager stemt, anders staan ze te strak.

Meer toonladders

Je kent nu de majeur toonladders, de natuurlijke mineurladders en de pentatonische varianten daarvan. Door een octaaf op verschillende manieren in te vullen met noten zijn er meerdere varianten mogelijk. Je kunt verschillende toonladders spelen over dezelfde akkoorden. De bekendste die nog niet besproken zijn, zijn de harmonische- en melodische mineurladders en de kerktoonladders.

Bij een natuurlijke mineurladder mis je de terts van de dominant (zo mis je de Gis bij het E akkoord als je in de toonladder van A mineur speelt). Die terts is een erg belangrijke noot want het is een leidtoon die leidt naar de tonica (de grondtoon). De G# van het E-akkoord vraagt om de A. Daarom werden de harmonische en de melodisch mineurladders bedacht.

We jatten wat figuren van Wikipedia en gaan uit van E natuurlijk mineur (let erop dat het kruis bij de F ook geldt voor de F een octaaf lager. De 2e noot die je speelt is dus een Fis):

Music ClefG+1.svgMusic 4e1.svgMusic 4f1.svgMusic 4g1.svgMusic 4a1.svgMusic 4b1.svgMusic 4c2.svgMusic 4d2.svgMusic 4e2.svgMusic End.svg

E harmonisch mineur:

Music ClefG+1.svgMusic 4e1.svgMusic 4f1.svgMusic 4g1.svgMusic 4a1.svgMusic 4b1.svgMusic 4c2.svgMusic 4d2+.svgMusic 4e2.svgMusic End.svg

E melodisch mineur, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen stijgend en dalend (let weer op de kruizen en herstellingstekens):

Music ClefG+1.svgMusic 4e1.svgMusic 4f1.svgMusic 4g1.svgMusic 4a1.svgMusic 4b1.svgMusic 4c2+.svgMusic 4d2+.svgMusic 4e2.svgMusic 4d2n.svgMusic 4c2n.svgMusic 4b1.svgMusic 4a1.svgMusic 4g1.svgMusic 4f1.svgMusic 4e1.svgMusic End.svg

Voel je vrij om de stijgende ladder ook dalend te gebruiken en vice versa.

Tot slot de kerktoonladders. Je kunt alle onderstaande ladders spelen op de witte toetsen van de piano. Als je een andere toonsoort wilt moet je uiteraard transponeren en wel zwarte toetsen gebruiken:

Ionisch C-D-E-F-G-A-B-C

Dorisch D-E-F-G-A-B-C

Frygisch E-F-G-A-B-C-D-E

Lydisch F-G-A-B-C-D-E-F

Mixolydisch G-A-B-C-D-E-F-G

Aeolisch A-B-C-D-E-F-G-A

Locrisch B-C-D-E-F-G-A-B

De ionische en aeolische ladder ken je als als de toonladder van C en die van A natuurlijk mineur. De mixolydische ladder wordt wel gebruikt ter vervanging van de pentatonische bluesladder. De frygische ladder hoor je veel in flamenco. Verder hoor je de dorische ladder veel en kun je de locrische ladder vergeten.

Een korte post voor iets dat je jarenlang zult moeten studeren als je het goed wilt beheersen. Toonladders zijn goed om vrij te kunnen soleren, om je gehoor te ontwikkelen en om je instrument te verkennen. Speel ze daarom in alle mogelijke toonsoorten en posities.

Transponeren en gebruik van capo

Welke toon je exact hoort of speelt is niet erg interessant. Een losstaande C betekent net zoveel als welke andere losstaande noot dan ook. Het gaat erom welke noten er tegelijkertijd gespeeld worden in het geval van harmonie en welke ervoor en erna gespeeld worden in het geval van melodie.

Je kunt dezelfde melodie op een willekeurige andere hoogte spelen of zingen zonder dat er iets verandert aan de betekenis ervan, dat is transponeren.

Transponeren wordt in de eerste plaats gedaan ten behoeve van de zang. De zang is doorgaans het meest gelimiteerde instrument door het bereik van de zanger(es). Ook gebeurt het vaak voor een blazerssectie, omdat die de voorkeur heeft voor de toonsoorten Bes en Es.

Snaarinstrumenten (niet de piano) lenen zich het beste voor transponeren omdat je exact dezelfde figuren kunt spelen, op een andere plaats. Transponeren met de piano is een behoorlijke klus.

Voor de gitaar is er, zoals ik al eerder schreef, de capo. Met een capo kun je de hals afklemmen. Zo kun je met de basisakkoorden alle mogelijke liedjes spelen en zijn akkoorden als F en C# geen probleem meer. Handig als je zingt en je wilt de gitaar uitsluitend gebruiken om jezelf te begeleiden.

Een gitaar is gestemd in C, alle open snaren zijn noten uit de toonladder C. Stukken in C, G, A mineur en E mineur zijn bij uitstek geschikt voor gitaar. Staat een stuk in C of in G mineur, dan kun je het vaak makkelijker spelen met de capo op de 3e fret. Zo krijg je dezelfde figuren als met A mineur en E mineur, enzovoort.

Gebroken akkoorden

Tijdens een solo ben je natuurlijk helemaal vrij om te doen en laten wat er in je op komt. Een solo kan bestaan uit één noot, waar je wat ritmische motiefjes mee speelt. Als je wat meer indruk wilt maken kan dat met toonladders en gebroken akkoorden.

Een gebroken akkoord bestaat simpelweg uit alle noten van het akkoord, van laag naar hoog gespeeld en weer terug. Op een piano is dat eenvoudig, je pakt het akkoord en speelt de noten één voor één. Dat kun je een octaaf hoger weer doen, enzovoorts. Met een gitaar kan dat ook, dat is tokkelen. Tokkelen is echter geen soleren, het is een ritmisch motiefje dat je speelt met de akkoorden. Door de akkoordliggingen van een gitaar mis je een heleboel noten van het gebroken akkoord.

Neem bijvoorbeeld het standaard D-akkoord, dat bestaat uit D-A-D-F#. Je mist dan een F# na de eerste D. Ter illustratie een gebroken akkoord van C in de 3e positie. Gebroken akkoorden kun je, net als toonladders, doorgaans in vijf posities spelen op de gitaar:

Zo kun je hetzelfde met vierklanken doen. Zie hier een voorbeeld van Cmaj7 in de 3e positie:

De vingerzettingen heb ik erbij gezet. Met vingerzettingen is het belangrijk dat je anticipeert op de noten die gaan komen. Daarom pak je de B op de G-snaar met wijsvinger en niet met je ringvinger.

Voor vijfklanken geldt hetzelfde. Een vijfklank is eigenlijk al een (pentatonische) toonladder. Vijfklanken komen echter vrijwel uitsluitend voor in jazz. Het systeem van gebroken akkoorden werd gebruikt in de bebop jazz, bijvoorbeeld door Charlie Parker. Je kunt je voorstellen dat het hard werken is als je bij ieder akkoord een nieuwe toonladder moet spelen. Zeker aangezien er soms iedere tel een nieuw akkoord gespeeld wordt. Dit ging ten koste van de expressie en daarom kwamen er eind jaren ’50 nieuwe systemen, waarover later meer.

Veel gitaristen blijven hangen in die ene mineur pentatonische bluesladder. Zelfs beroemdheden als Keith Richards. Als je ook de majeur pentatonische ladder kunt beheerst kun je al bovengemiddeld melodieus spelen. Met gebroken akkoorden ben je dus vrijwel iedereen de baas. Loop ze omhoog en omlaag en zodra een begeleidingsakkoord wisselt, wissel je van gebroken akkoord. Je hoeft ze dus niet af te maken.

De twee meest legendarische soli in de popmuziek zijn waarschijnlijk “Sultans of Swing” van de Dire Straits en “Hotel California” van The Eagles. Omdat ze zo melodieus zijn blijven ze goed hangen en ze zijn zo melodieus omdat ze bestaan uit gebroken akkoorden:

Sultans Of Swing (de hoofdband en het mouwloze shirtje mogen natuurlijk niet onderschat worden):

Hotel California:

Dit vind ik toch stiekem ook een goed liedje, met een melodieuze gitaarpartij:

Alle akkoorden op gitaar

Er bestaan een paar duizend akkoorden op gitaar, die ga ik hier niet allemaal laten zien want dan raakt internet verstopt. Je hebt gezien dat we een octaaf in 12 noten opgedeeld hebben, zo kun je alle noten op je gitaar benoemen. Je telt gewoon door vanaf de open snaar. Een octaaf bestaat altijd uit de noten C, C#, D, D#, E, F, F#, G, G#, A, B en je bent weer bij C.

Je hebt hier de akkoorden voor beginners gezien, die kun je gewoon opschuiven. Als we uitgaan van de akkoorden A en E ontstaan deze barré-akkoorden, waarbij je je wijsvinger plat legt en er aan de achterkant van je hals stevig je duim tegenaan knijpt.

Je zoekt dus de grondtoon van het gewenste akkoord op op de E- of A-snaar en daar speel je je barré-akkoord. Zo kun je ook E7, Emin, A7 en Amin met een barrégreep spelen en opschuiven. Dat is in het begin even doorbijten want je spieren moeten getraind worden. Na een paar weken zul je niet begrijpen dat je er ooit moeite mee had.

Is het te zwaar, dan kun je ook je vingerzetting zo veranderen dat je alleen de bovenste 3 snaren bespeelt.  Ook al sla je met een normaal E akkoord 6 snaren aan, je speelt maar 3 noten: E – G# -B. Als je alleen de bovenste drie snaren aanslaat, speel je die noten ook. Als je met een bassist speelt is dat zelfs gebruikelijk.

Zo kun je ook het D-akkoord opschuiven en sla je in hogere posities de D-snaar niet aan. Het C7-akkoord kun je ook mooi opschuiven, alleen sla je in hogere posities zowel de onderste als de bovenste snaar niet aan.

Probeer altijd akkoorden te zoeken die dicht bij elkaar liggen. Dat klinkt het mooist, akkoorden kunnen dan versmelten in elkaar en je hoeft geen rare sprongen te maken. Als je vastloopt in de theorie dan kan deze site je misschien helpen bij het vinden van akkoorden.

In rock worden vaak power-akkoorden gebruikt, je speelt dan alleen de laagste drie snaren (in toonhoogte) van het E- en A-akkoord. Die kun je ook gewoon opschuiven. Als je alleen de laagste drie snaren speelt is een barré niet nodig.

De essentie van onze muziek: trappen

C C D E F G A B C

Wat nu volgt is ongeveer de essentie van het westerse muzieksysteem. De akkoorden van een toonladder en hun functie. Akkoorden bestaan uit opstapelingen van tertsen. Alle onderstaande akkoorden speel je op de witte toetsen van de piano, kijk maar hier. Als je van bovenstaande toonladder van C steeds alle tertsen stapelt zijn dit alle mogelijke combinaties van drieklanken:

Drieklank          akkoord

CEG                 C

DFA                 Dmin

EGB                 Emin

FAC                 F

GBD                 G

ACE                 Amin

BDF                 B° (= B verminderd)

Diabolus in musica

B heet verminderd naar de verminderde kwint B-F. Het interval B – E# klinkt -en is- exact hetzelfde, maar je noemt het een overmatige kwart. Dat interval werd vooral vroeger wel de diabolus in musica genoemd, omdat het de meest dissonante klank is in de toonladder van C. In de middeleeuwen was hij zelfs verboden. Voor een hedendaags geoefend oor kan hij juist de noodzakelijke spanning mooi opwekken. Dat geldt zeker niet alleen voor heavy metal en voor soundtracks, zoals in de Wikipedia gesuggereerd wordt, maar ook voor bijvoorbeeld jazz en zelfs voor sommige pop.

Als je van bovenstaande ladder alle tertsen stapelt tot vierklanken zijn dit alle mogelijke combinaties:

Vierklank          akkoord

CEGB               Cmaj7

DFAC               Dmin7

EGBD              Emin7

FACE               Fmaj7

GBDF               G7

ACEG              Amin7

BDFA               Bm7♭5 (= B mineur zeven mol vijf)

(m=mineur)

Zo kom je voor een majeur toonladder met drieklanken tot de volgende trappen:

I – majeur

II – mineur

III – mineur

IV – majeur

V – majeur

VI – mineur

VII – verminderd

En met vierklanken tot de volgende:

I – Cmaj7

II – Dmin7

III – Emin7

IV – Fmaj7

V – G7

VI – Amin7

VII – Bm7♭5 (= B mineur zeven mol vijf)

Al deze akkoorden voor gitaar en piano komen overeen met de bovenstaande.

De trappen hebben allen hun functie in termen van spanning, ontspanning en oplossing:

I           Tonica

II          Sub-dominant

III          Vervanging van tonica of dominant

IV         Sub-dominant

V          Dominant

VI         Vervanging van sub-dominant of tonica

VII        Vervanging van dominant

Hier kun je meer lezen over die functies:

In de praktijk komt het er op neer dat er vaak vaste cadensen gebruikt worden. Ik zeg nooit: “Zoveel mensen, zoveel cadensen”, maar voel je vooral vrij om alle mogelijke akkoorden op alle manieren aan elkaar te rijgen.

De dominant vraagt (door de eerder besproken boventonen) om de tonica en de sub-dominant vraagt om de dominant. Ze verhouden zich dan ook hetzelfde tot elkaar (4 trappen), dit zie je als je na trap VII weer met trap I begint.

In de praktijk is dit dan ook veelgehoord: Em – Am – D7 – G7 – C, wat jazzmuzikanten twee-vijf-eentjes zullen noemen. Als je die, zowel majeur als mineur binnenstebuiten en ondersteboven kunt keren zul je jazz kunnen spelen.

Monty Alexander kan dat bijvoorbeeld erg goed.

Gary Moore doet het wat gladder. In de baslijn kun je de 2-5-1 combinaties goed horen.

Je hoort ze ook veel in deze cover van Diana Ross.

Als je ze eenmaal kunt herkennen zul je merken dat er eigenlijk geen westerse muziekstukken bestaan zonder die verbindingen. Over harmonieleer valt erg veel te schrijven , maar je moet het zeker ook horen. Probeer daarom de akkoorden van stukken te analyseren en na te spelen.